vrijdag 28 februari 2014

Cultuuronderwijs naar the next level


Arts and cultural education to the next level, onder dat ambitieuze motto gingen onlangs 150 beleidsmakers en deskundigen uit 26 Europese landen met elkaar in discussie over cultuureducatie in het primair onderwijs. Het was een zinderend congres, in het Amsterdamse conferentiecentrum De Bazel, waar ook de koningin en de minister te gast waren.

Het ging over doelen en opbrengsten, het curriculum, en de kwaliteit van de docenten. Uiterst leerzaam om de Nederlandse situatie te vergelijken met die in andere landen. Zowel in Noord- als in Zuid-Europa is de positie van cultuureducatie meer centraal geregeld, is er veelal een meer uitgewerkt curriculum en wordt aan hoogopgeleide docenten een duidelijk referentiekader meegegeven. Dat laatste schijnen die docenten niet als knellend te ervaren.

Dit wil niet zeggen dat Nederland er een beetje achteraan komt hobbelen; er zijn in Nederland mogelijk zelfs meer interessante experimenten en buitenschoolse verbindingen. Maar ons onderwijs is duidelijk minder gestandaardiseerd en de resultaten zijn bijgevolg meer diffuus. Het is sowieso een hele toer om onze ‘vrijheid’ van onderwijs uit te leggen aan de Europese collega’s: ‘Dus bij jullie kan iedereen zelf een school oprichten op kosten van de belastingbetaler?’

Wat ook opvalt is dat de discussie over nut en noodzaak van goede cultuureducatie, die natuurlijk overal wordt gevoerd, bij ons meer in het teken staat van 21st century skills, creativiteit en individuele ontwikkeling. Met name Midden- en Oost-Europese landen plaatsen cultuuronderwijs meer in het teken van een brede culturele vorming (‘Bildung’) en nationaal bewustzijn. Dat is ook wat je verwacht, gezien de historische en geopolitieke context van die landen.

De discussies waren van hoog niveau. Toch ontstond gaandeweg bij mij enige wrevel. De utilitaire benadering domineert: persoonlijke ontwikkeling, en aanpassing aan de eisen van een globaliserende kennismaatschappij. Ik dacht aan wat ik zelf in klaslokalen heb gezien: jonge mensen met totaal verschillende achtergronden en competenties, die niet echt bezig zijn met hun individuele ontwikkeling voor banen die voor hen waarschijnlijk toch onbereikbaar blijven. Zij zoeken vooral een eigen weg in een chaotisch landschap van groepsidentiteiten, botsende waarden en religies. Naar mogelijkheden om zich te onderscheiden dus. En ik dacht aan de leerkrachten die worstelen om de boel bij elkaar te houden en niet echt geholpen zijn met het dominante intellectuele discours.

In onze keurige discussies over cultuureducatie gaan we teveel uit van de veronderstelling dat er bij alle mogelijke diversiteit gemeenschappelijke humanistische waarden zijn die ons allen verbinden. In de meeste Europese landen woedt vandaag de dag juist een cultuurstrijd, zeker ook in Nederland. Oude issues zijn weer actueel: de onderscheidende identiteit van de eigen groep, eigen waarden en tradities en nationale trots. Het hele debat over Europa gaat uiteindelijk over de vraag of Europa als waardengemeenschap toekomst heeft.

Dat gaat dus over cultuur, onderwijs en opvoeding. Mooi dat op de conferentie het debat hierover al volop gevoerd werd tussen de Europese collega’s. Dat ging over doelen, opbrengsten, curricula en lerarenopleidingen en - vooral nog in de wandelgangen en aan tafel - ook over waarden en identiteiten. Als we cultuureducatie naar ‘the next level’ willen tillen, zijn wat mij betreft die waarden en identiteiten uitgangspunt van het vervolggesprek!

Ik lees uw visie op dit onderwerp graag in het netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten