woensdag 24 september 2014

Nieuwe plek voor mijn blog!

Vanaf nu verschijnt deze uitsluitend op de website van het LKCA. Via het tabblad 'publicaties' (zie hieronder) makkelijk te vinden.

Reageren kan nog steeds, onder elke blog zit een formulier.

Mijn blog op website LKCA


maandag 7 juli 2014

Cultuureducatie: best belangrijk

Onlangs bracht de Raad voor Cultuur de Cultuurverkenning uit, met een schets van het huidige culturele landschap. Deze verkenning dient als opmaat voor het advies over het cultuurbeleid voor de periode 2017–2020. De raad begint vrolijk, want 'ondanks de bezuinigingen staat de sector nog fier overeind'. Maar al snel neemt de twijfel bij de auteurs de overhand: de financiële gaten in de cultuursector zijn niet opgevangen door bedrijfsleven of mecenaat. Kunstenaars bouwen zichzelf met noeste vlijt om tot culturele ondernemers, maar verdienen nog altijd vrijwel niks. En ook voor nieuwe digitale methoden van cultuurproductie en –consumptie zijn nog geen nieuwe verdienmodellen.

De maatschappelijke waardering voor kunst en cultuur staat onder grote druk. De kunstexpert wordt al snel elitair gevonden, en de sector zou zich te weinig hebben ingespannen om de burger mee 'aandeelhouder' te maken van de kunsten. De crux van het verhaal zit in de publieksontwikkeling. In de belevenismaatschappij verdwijnt het loyale publiek dat de 'traditie van de canonieke kunst' verder draagt. De cultuurdrager is cultuurtoerist geworden, die langs alle genres zapt, de krenten uit de pap vist, maar zich niet committeert. En die in het continue nu leeft, en zich dus ook geen schakel voelt in een keten die het verleden met de toekomst verbindt.

Het publiek vergrijst en de generaties die met de popcultuur zijn opgegroeid blijven grotendeels in die culturele zone. De Raad voor Cultuur concludeert dan ook dat de 'canonieke kunst' steeds meer terrein verliest. We gaan nog wel naar het museum, maar dat is een soort 'funshoppen' geworden, zo citeert de raad een museumdirecteur. 'De Facebookgeneratie, maar ook de Nieuwe Nederlanders vinden bij de gecanoniseerde kunstvormen geen aansluiting….', zo luidt de omineuze stelling. Het beeld klopt wel ongeveer. Duidelijk is dat de zalen leger worden, en niet alleen omdat mensen thuis de canon tot zich nemen. Niet veel mensen kijken op hun tablet naar Richard Wagners Walküre, denk ik.

De trend lijkt onomkeerbaar: de keten die de traditie van het westers cultureel erfgoed verbindt met de nieuwe tijd staat op springen. Het verhaal is niet nieuw, en zeker sinds De Barbaren (2010) van Alessandro Barrico ook prima te duiden. Bij Barrico is er geen hoop dat het tij nog te keren is, en de Raad voor Cultuur lijkt die opinie te delen. Hij roept op tot debat, maar biedt zelf weinig perspectief. We kunnen op grond van deze analyse in elk geval vaststellen dat de malaise niet alleen te wijten is aan de bezuinigingen.

De vraag of de canonieke cultuur aI dan niet een marginaal verschijnsel wordt, is eigenlijk niet zo interessant. Er is geen mainstream meer en iedereen creëert zijn eigen zone van smaak en identiteit. Er is vooral een beleidsvraag omdat de overheid zich primair op de canonieke cultuur richt. De legitimering van dat beleid komt steeds meer op de tocht te staan door de overgang naar een ander cultureel landschap.

Dat is eigenlijk ook de focus van de Raad voor Cultuur. De raad signaleert wel dat er een wereld buiten de canonieke kunsten bestaat, maar krijgt er duidelijk geen vat op. De raad kijkt er naar vanuit het dilemma van de overheid. Zo is er veel aandacht voor talentontwikkeling en jonge makers, maar dan toch vooral voor zover relevant voor de canonieke cultuur.

De Verkenning besteedt ook aandacht aan de rol die cultuureducatie kan spelen, en hoe jongeren actief zijn met kunst en cultuur: 'Aandacht voor kunst en cultuur in het primair en voortgezet onderwijs, kan het tij keren.' Dat vraag ik mij ten zeerste af. Maar door te begrijpen hoe de internetgeneratie omgaat met cultuur, krijgen we wel beter zicht op wat de canonieke cultuur kan betekenen voor volgende generaties; wat waardevol is om door te geven en wat niet. En welk beleid er nodig is om wat van waarde is te borgen.

Wat kan de canonieke kunst nog betekenen voor volgende generaties? Heeft u een idee hierover? Ik lees het graag in het netwerk Cultuureducatie & Cultuurparticipatie op LinkedIn?

vrijdag 6 juni 2014

Cultuur en sport, let's celebrate together


Afgelopen maandag was ik bij het WK Hockey in Den Haag. Een geweldige happening waar, behalve van hockey, ook kon worden genoten van goed eten, presentaties en sponsorfeestjes, en vooral van veel cultuur. Dat ging van een boekwinkel (wel veel hockeyboeken) tot lifestyle-events voor scholieren waarbij sport en cultuur wel heel dicht bij elkaar komen.

Ik was daar vanwege een groot congres voor bestuurders van gemeenten en van instellingen over de maatschappelijke betekenis van sport, dat was georganiseerd door het NISB en sportkoepel NOC*NSF. Het LKCA organiseerde daar samen met het Jeugdcultuurfonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie een deelcongres over de verbinding tussen sport en cultuur. Een programma met hardloper/schrijver Abdelkader Benali en met professor Erik Scherder, die op het scherm precies aan wist te wijzen welke hersendelen worden gestimuleerd bij muziek en bij voetbal. In beide gevallen wordt, mits voldoende geprikkeld, op jonge leeftijd de cognitie bevorderd, en later de geestelijke aftakeling vooruitgeschoven.

Kortom, we hadden veel uit de kast getrokken om de samenhang te laten zien. Eigenlijk niet nodig, want de hele manifestatie stond in het teken van cultuur. Ook de wedstrijd 's avonds, met uiteraard de wedstrijdrituelen, maar ook de samenzang van het publiek, inclusief de waves door het stadion. Allemaal cultuur. Zo'n manifestatie maakt duidelijk hoe sport en cultuur elkaar nodig hebben. Alleen samen krijg je echte beleving.

Vanuit ons cultuurhuis kijken we nog wel eens op tegen de sportcampus, waar alles groter en sneller lijkt. En vooral beter georganiseerd en gefinancierd. Waarbij cultuur elitair en overbodig lijkt. Als één ding duidelijk werd tijdens het congres, dan was het wel dat sport beter in de gaten heeft waar cultuur nodig is dan omgekeerd. Behalve op het niveau van zo'n event, komen sport en cultuur bij elkaar in de wijk en in het sociale domein. In het verenigingsleven, maar ook bij de eenzame town-runner.

Johan Wakkie, scheidend directeur van de hockeybond, en het brein achter deze manifestatie, legt zelf veel nadruk op educatie. Er waren ontzettend veel kinderen op het festivalterrein. Zij volgden behalve hockeyclinics ook programma's met muziek en dans. Voor de kids gaat het allemaal naadloos in elkaar over. Ze verweven sport en cultuur met hun identiteit. Ik vind dat laatste de kern. Sport en cultuur zijn, ontdaan van alle nuttigheidsfactoren, allebei dimensies van het menselijk bestaan waar we niet buiten kunnen. Ze bepalen je identiteit. Een hardloper is een ander mens, net als een violist. Een orkest is een aparte gemeenschap, net als een voetbalteam. En in het stadion vieren we onze nationale identiteit, met volkslied en al.

Er zijn ook verschillen. Sport heeft iets met gezond voedsel. Daar moeten we in de cultuur niet aan beginnen. De buffetten tijdens de nazit waren vooral vega. Later zag ik een enorme rij voor de friettent. Sport en humor horen ook bij elkaar.

Onderschrijft u de vanzelfsprekende samenhang tussen sport en cultuur? En hebt u daadwerkelijk wel eens over de schutting gekeken en de samenwerking opgezocht? Uw ervaringen lees ik graag in het netwerk cultuureducatie op LinkedIn.

vrijdag 23 mei 2014

Meedoen of winnen

Zo'n 40% van de Nederlandse bevolking beoefent in de vrije tijd een kunst. Bij kinderen en jongeren tot 20 jaar loopt dit aandeel op tot zelfs bijna 60%. Dit laatste cijfer lokte onlangs verbaasde reacties uit bij mijn gehoor van gemeentebestuurders, toen ik een presentatie hield over lokale voorzieningen voor actieve cultuurparticipatie, naar aanleiding van het recente advies van de Raad voor Cultuur Meedoen is de Kunst.

Enkele bestuurders vonden dit erg veel en konden zich nauwelijks voorstellen dat zo veel kinderen en jongeren actief zijn in een kunstdiscipline. Niet iedereen, want er waren ook bestuurders die op grond van eigen ervaringen dit cijfer heel plausibel vonden. Ik baseerde mij hierbij overigens op de cijfers van de Factsheet Amateurkunst 2013 van het LKCA.

De verbaasde reacties zetten mij wel aan het denken. De cijfers zijn gebaseerd op representatieve steekproeven, en bewegen zich ook al jaren ongeveer op dit niveau. Dat er zo veel actieve beoefenaren zijn is voor insiders geen verrassing, maar voor een ruimer publiek is onduidelijk wat amateurkunst werkelijk inhoudt. We slagen er onvoldoende in om het belang van actieve cultuurparticipatie in de samenleving goed voor het voetlicht te brengen. Dat heeft wellicht te maken met het feit dat amateurkunst minder dan sport in georganiseerd verband gebeurt, er weinig grote merken een vooraanstaande rol in spelen, en geen stadions waar veiligheidstroepen nodig zijn.

Toch is het vreemd, want aan media-aandacht ontbreekt het niet. Elke avond is er op de tv wel een programma waarin amateurkunstenaars optreden. Meestal in een Idols-achtige formule met een hoog contest-gehalte, maar toch. Onderbelicht blijft dat de talenten die optreden ergens zijn aangestoken, en iets hebben geleerd. De link tussen de glamour van de buis en de muziekschool wordt niet gelegd. De zangvereniging en het fanfarecorps waar de eerste stappen op weg naar succes zijn gezet zijn blijkbaar niet sexy genoeg. In de amateurkunsten gaat het vooral over meedoen; in de media gaat het meestal om winnen. Die kloof is moeilijk te overbruggen.

Natuurlijk is niet voor iedere amateurkunstenaar de X-factor bepalend. De 'knitting grannies' zijn inmiddels een begrip, en hun kleurrijke breiwerken vinden gretig aftrek. Maar zelf vinden de grannies niet dat ze met kunst bezig zijn.

Branding van de sector is dus lastig, maar wel hard nodig. Met name nu voorzieningen voor amateurkunst en cultuureducatie dreigen te worden wegbezuinigd vormt de relatieve onbekendheid een groot risico.

Het maatschappelijk belang is groot, zo blijkt uit de cijfers. In de Factsheet Amateurkunst lezen we ook nog dat 50% van de amateurkunstenaars hun drive niet van hun ouders hebben meegekregen. Amateurkunst is dus ook een emancipatiemachine. Die amateurkunstenaars zoeken elkaar op, en werken, leren en presenteren in groepen. Ze maken gebruik van platforms en voorzieningen waar ook weer andere groepen gebruik van maken. Verbinden en ontmoeten zijn kernwaarden van het amateurveld. Kortom: amateurkunst houdt de samenleving bij elkaar. Laten we zorgen dat de samenleving daar meer van wordt doordrongen.

Grote vraag blijft: hoe maken wij mensen ervan bewust dat zij wel degelijk aan kunstbeoefening doen? En misschien nog een kritische vervolgvraag: waarom zouden we dergelijke vrijetijdsbesteding moeten voorzien van het label 'amateurkunst'? Praat u mee in het netwerk Cultuureducatie op LinkedIn?

vrijdag 9 mei 2014

Motivatieproblemen?!


In het jaarlijkse onderwijsverslag komt de onderwijsinspectie tot een opmerkelijke conclusie: de motivatie van onze leerlingen blijft achter bij die van de ons omringende landen, en heel ver achter bij die van de rest van de wereld. Onder motivatie wordt blijkens de bijgeleverde statistieken vooral verstaan: het plezier dat leerlingen ervaren in de les, en de mate waarin leerlingen bij de les zijn betrokken. In ons voortgezet onderwijs blijkt die betrokkenheid bij 21% van de leerlingen onder de maat.

Een verontrustende constatering zou je zeggen. Echter, de onderwijsresultaten blijven in de pas met de rest van de wereld: we zitten al jaren in de subtop. Dat klinkt dan weer geruststellend, en in de commentaren werd dan ook droogjes geconstateerd dat het Nederlandse onderwijs in elk geval effectief is. Daarmee kon de kwestie weer vrij snel worden afgedaan.

Dat is jammer. Zo'n constatering verdient meer beschouwing en aandacht. Het is toch opmerkelijk, dat juist bij ons, waar van alles wordt gedaan om het onderwijs 'leuk' te maken en te laten aansluiten bij de 'leefwereld' van de kinderen, de betrokkenheid relatief gering is. Overigens vermeldt het rapport dat de leerlingen de school zelf wel leuk vinden! Waarschijnlijk als ontmoetingsplek of als hangplek - maar dus niet als plek om te leren.

Uit het onderzoek komt verder naar voren dat onze leerlingen een vak pas serieus gaan nemen als er een cijfer voor wordt gegeven. Het opportunisme van de onderwijskundigen vinden we derhalve terug bij de leerlingen. Daar drijft natuurlijk ook die nieuwe huiswerkindustrie op: zorgen dat je je examen haalt. Dat blijkt dus vrij goed te werken. Maar de resultaten die we meten zijn testresultaten, hetgeen toch iets anders is dan onderwijsresultaten.

De eenzijdige focus op toetsbare resultaten zorgt ondertussen voor een flinke prestatiedruk op de cognitieve vakken. De vraag is wat dit betekent voor andere domeinen, zoals maatschappelijke competenties en creativiteitsontwikkeling. De onderwijsraad wees er in 2013 al op dat die onvoldoende in het vizier komen. Het gebrek aan motivatie wordt mogelijk veroorzaakt doordat nieuwsgierigheid en creativiteit bij onze leerlingen onvoldoende worden geprikkeld. Die behoeften worden kennelijk niet binnen het onderwijs gestild. Wat is hier aan de hand?

Er zijn natuurlijk voor de hand liggende factoren, zoals de arbeidsmarktperspectieven en de overdaad aan prikkels die via internet op jonge mensen afkomt. Die factoren spelen overal, en verklaren dus niet de afwijkende positie van Nederland. De kwaliteit van de leraar wellicht? Die moet tegenwoordig over supersonische kwaliteiten beschikken om leerlingen nog te boeien, lijkt het wel. Ik vraag me af of we hier niet in doorschieten; je kunt ook niet volhouden dat de intrinsieke motivatie van de leerling afhangt van de leraar.

Ik denk dat de mentaliteitsontwikkeling die specifiek is voor Nederland een rol speelt. Denk bijvoorbeeld aan de amusementscultuur waarin Nederland groot is, en die jonge mensen verplicht om vooral te scoren op de X-factor. Traditionele waarden die elders in hoger aanzien staan zoals concentratie, ijver en plichtsbesef, spelen ook een rol bij de motivatie om te leren. Het valt natuurlijk niet mee om in de comfortzone van onze welvaartsstaat een gevoel van urgentie vast te houden.

Het probleem zit dus waarschijnlijk in onze cultuur, die een snelle, consumentistische levenshouding bevordert. De wereld van kunst en kunstzinnige vorming is minder gericht op instant bevrediging en succes, maar vraagt om aandacht, geduld en reflectie. Cultuuronderwijs doet een beroep op talenten die voorbij het cognitieve reiken en zorgt voor meer creatieve prikkels en meer nieuwsgierigheid, ook voor zaken buiten de eigen leefwereld. Daarmee draagt cultuuronderwijs bij aan motivatie, 'zin in leren' en aan een gevoel van urgentie.

Goed cultuuronderwijs als middel om de motivatie en de 'zin in leren'-houding van onze leerlingen te vergroten? Hoe kijkt u er tegenaan? Ontmoet elkaar in het netwerk cultuureducatie of in de groep Cultuurplein, allebei op LinkedIn.

vrijdag 11 april 2014

Mienskip

Fotograaf: Ruben van Vliet (Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018)

In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen is er vanuit onze sector flink aan de weg getimmerd om het belang van kunst en cultuur bij kiezer en politiek te benadrukken. De onderhandelingen voor de nieuwe colleges van B en W zijn nog aan de gang, maar de eerste contouren van het nieuwe gemeentelijke cultuurbeleid tekenen zich al wel af: Gemeenten zijn minder bereid om – zoals de Raad voor Cultuur onlangs adviseerde - een minimumniveau aan buitenschoolse voorzieningen voor actieve cultuurparticipatie te garanderen; ook niet voor kinderen en jongeren.

Dat werd mij duidelijk tijdens de drie regiobijeenkomsten die het LKCA samen met de Raad voor Cultuur, VNG en OCW organiseerde in Helmond, Utrecht en Zutphen ter bespreking van het advies van de Raad over de lokale infrastructuur voor actieve cultuurparticipatie. Deelnemers waren overwegend beleidsambtenaren en politici.

Uit de discussies bleek dat beleidsmakers verwachten dat het gesubsidieerde veld ook in de komende periode onder druk zal blijven van bezuinigingen en van concurrerende beleidsprioriteiten. Aanbevolen werd om vooral zelf te gaan ondernemen, en om meer te verbinden met de lokale gemeenschap. Kortom: een kleine reality-check voor de aanwezigen uit het culturele veld…

Het verlies van de vaste baan voor werkers en docenten, leidend tot een veelal onzeker en karig bestaan als ZZP-er, kwam ook nog langs tijdens de bijeenkomsten. Antwoord van de politiek: ‘Waarom zouden we die banen als overheid overeind moeten houden; dat doen we toch ook niet voor de bouw?

De afstandelijke overheid, die nog wel wil faciliteren, maar minder wil investeren, is echt een gegeven waarop we ons moeten instellen. Kinderen en jongeren zijn dan het meest kwetsbaar. Het is vooral deze groep die wordt geraakt als toegankelijkheid, continuïteit en diversiteit onder druk komen.

Er kwamen aansprekende voorbeelden langs van succesvolle particuliere initiatieven. Die kunnen overigens enige steun vaak goed gebruiken. Bovendien pikt de markt alleen de krenten uit de pap. Onrendabele voorzieningen, ook als die waardevol zijn voor de gemeenschap, dreigen te verdwijnen. We zullen daarin naar een nieuw evenwicht moeten zoeken. Ook daarvoor zijn aanzetten te vinden: Kunstencentra die zich primair richten op ondersteuning van het particulier initiatief, en op het aanbod voor prioriteitsgroepen waarin de markt niet voorziet. Maar dan moet de overheid zich wel mede verantwoordelijk blijven voelen.

Ik kreeg gaandeweg het gevoel dat de discussie met de politiek zoals we die tot nu toe voeren inmiddels achterhaald is door een nieuwe politieke werkelijkheid. Die rationele argumenten over talentontwikkeling, creativiteit, economie, participatie e.d. spreken steeds minder aan. Daar gingen die verkiezingen ook niet over. Die gingen niet over ratio maar over sentiment. Over nostalgie naar een harmonische samenleving, over diversiteit en het verzet daartegen, en over de worsteling om een eigen identiteit vast te houden. Die gingen dus over CULTUUR!

Dat hebben we in onze sector nog steeds niet begrepen. Maar er gloort hoop: In Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018 gaat het straks over MIENSKIP. Let maar op, dat wordt de nieuwe zuurstof waarmee we het culturele vuur brandend houden…

Of is het toch de nieuwe realiteit dat onrendabele voorzieningen verdwijnen? Praat hierover door in het netwerk cultuureducatie of in het netwerk cultuurbeleid, allebei op LinkedIn.

vrijdag 14 maart 2014

Voor gemeenten is cultuur geen topprioriteit; nog niet


In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen wordt er in zalen en zaaltjes door het hele land weer flink gediscussieerd over culturele voorzieningen op gemeentelijk niveau. Je zou kunnen zeggen: dat is te laat voor de verkiezingsprogramma's, maar nog wel op tijd voor de vorming van de colleges van B&W. Ik denk echter dat het ook voor de collegevorming te laat is. Want als er iets duidelijk is na al die confrontaties tussen cultuurminnaars en campagne voerende politici dan is het wel dat van een innige band geen sprake is. Dat zit aan twee kanten.

Vanuit de culturele sector merk je dat er weinig besef is van de zorgen van lokale bestuurders. Op hun beurt stellen politici zich defensief op door de enorme sociale opgave in de komende periode; de gemeenten nemen veel sociale taken van het rijk over. 'Dat gaat heel veel geld kosten', zeggen ze, 'en daarna moeten we zien of er voor cultuur nog geld overblijft'.

Ook politici zijn, zeker voor een zaal met cultureel bevlogen kiezers, doordrongen van de noodzaak van een levendig cultureel klimaat. 'Maar geld is er niet meer, dus ga vooral allianties aan met anderen, ga ondernemen of klop aan bij het bedrijfsleven.'

In zo'n zaal proef je dan de teleurstelling bij de veelal reeds overbelaste cultuurmanagers en bij de jonge culturele ondernemers die al van alles hebben geprobeerd, maar in de schraler wordende voedingsbodem niet kunnen opbloeien. Altijd komen er dan wel een paar mooie voorbeelden van geslaagd cultureel ondernemerschap langs. En is er altijd wel iemand in de zaal die roept dat kunst niet langs een economische maatlat gelegd kan worden, maar een waarde in zichzelf vertegenwoordigt. Dat vinden de politici in het panel meestal ook, 'maar neem een voorbeeld aan de sport…'

Wat tijdens deze bijeenkomsten opvalt is dat het verheffingsideaal vrijwel helemaal weg is. Het adagium van 'cultuur voor iedereen' is er alleen nog voor zover cultuureducatie binnen school een plek kan vinden. Daarbuiten moet iedereen zijn eigen feestje gaan regelen in de participatiesamenleving. Voor de gemeentelijke overheid is de legitimatie om in cultuur te investeren minimaal geworden. Als je goed luistert naar wat lokale politici voorzien voor de komende raadsperiode, dan is er zwaar weer op komst. Dat is ernstig. Maar in elk geval weten we nu dat cultuur op lokaal niveau moet verankeren of verdwijnen.

Uiteindelijk doen gemeenten zichzelf met een defensieve houding ('Het geld voor cultuur is op') de das om. Als alle prioriteit naar de sociale agenda gaat, zal niet alleen het culturele klimaat verschralen, maar zullen creatieve en economisch draagkrachtige inwoners vertrekken. Dan duikt de gemeente pas echt in de armoedespiraal. Want uiteindelijk wordt ons aller boterham in deze eeuw vooral gesmeerd door de nieuwe creatieve klasse. En die kan niet bestaan zonder de zuurstof van een culturele scene.

Cultuurpolitiek is een van de weinige zaken waarmee steden en regio's zich nog kunnen onderscheiden in de mondiale concurrentieslag. Cultuur is topprioriteit, geen sluitpost.

Wat zijn uw ervaringen met gemeentelijk cultuurbeleid? Wordt er bij u geïnvesteerd in het creatieve, culturele klimaat? Of heeft u het idee dat cultuur meer als consumptie wordt gezien, dus dat de sector geld krijgt toegestopt als er wat over is? Deel uw ervaringen met collega's in het netwerk Cultuureducatie of in het netwerk Cultuurbeleid, allebei op LinkedIn.

vrijdag 28 februari 2014

Cultuuronderwijs naar the next level


Arts and cultural education to the next level, onder dat ambitieuze motto gingen onlangs 150 beleidsmakers en deskundigen uit 26 Europese landen met elkaar in discussie over cultuureducatie in het primair onderwijs. Het was een zinderend congres, in het Amsterdamse conferentiecentrum De Bazel, waar ook de koningin en de minister te gast waren.

Het ging over doelen en opbrengsten, het curriculum, en de kwaliteit van de docenten. Uiterst leerzaam om de Nederlandse situatie te vergelijken met die in andere landen. Zowel in Noord- als in Zuid-Europa is de positie van cultuureducatie meer centraal geregeld, is er veelal een meer uitgewerkt curriculum en wordt aan hoogopgeleide docenten een duidelijk referentiekader meegegeven. Dat laatste schijnen die docenten niet als knellend te ervaren.

Dit wil niet zeggen dat Nederland er een beetje achteraan komt hobbelen; er zijn in Nederland mogelijk zelfs meer interessante experimenten en buitenschoolse verbindingen. Maar ons onderwijs is duidelijk minder gestandaardiseerd en de resultaten zijn bijgevolg meer diffuus. Het is sowieso een hele toer om onze ‘vrijheid’ van onderwijs uit te leggen aan de Europese collega’s: ‘Dus bij jullie kan iedereen zelf een school oprichten op kosten van de belastingbetaler?’

Wat ook opvalt is dat de discussie over nut en noodzaak van goede cultuureducatie, die natuurlijk overal wordt gevoerd, bij ons meer in het teken staat van 21st century skills, creativiteit en individuele ontwikkeling. Met name Midden- en Oost-Europese landen plaatsen cultuuronderwijs meer in het teken van een brede culturele vorming (‘Bildung’) en nationaal bewustzijn. Dat is ook wat je verwacht, gezien de historische en geopolitieke context van die landen.

De discussies waren van hoog niveau. Toch ontstond gaandeweg bij mij enige wrevel. De utilitaire benadering domineert: persoonlijke ontwikkeling, en aanpassing aan de eisen van een globaliserende kennismaatschappij. Ik dacht aan wat ik zelf in klaslokalen heb gezien: jonge mensen met totaal verschillende achtergronden en competenties, die niet echt bezig zijn met hun individuele ontwikkeling voor banen die voor hen waarschijnlijk toch onbereikbaar blijven. Zij zoeken vooral een eigen weg in een chaotisch landschap van groepsidentiteiten, botsende waarden en religies. Naar mogelijkheden om zich te onderscheiden dus. En ik dacht aan de leerkrachten die worstelen om de boel bij elkaar te houden en niet echt geholpen zijn met het dominante intellectuele discours.

In onze keurige discussies over cultuureducatie gaan we teveel uit van de veronderstelling dat er bij alle mogelijke diversiteit gemeenschappelijke humanistische waarden zijn die ons allen verbinden. In de meeste Europese landen woedt vandaag de dag juist een cultuurstrijd, zeker ook in Nederland. Oude issues zijn weer actueel: de onderscheidende identiteit van de eigen groep, eigen waarden en tradities en nationale trots. Het hele debat over Europa gaat uiteindelijk over de vraag of Europa als waardengemeenschap toekomst heeft.

Dat gaat dus over cultuur, onderwijs en opvoeding. Mooi dat op de conferentie het debat hierover al volop gevoerd werd tussen de Europese collega’s. Dat ging over doelen, opbrengsten, curricula en lerarenopleidingen en - vooral nog in de wandelgangen en aan tafel - ook over waarden en identiteiten. Als we cultuureducatie naar ‘the next level’ willen tillen, zijn wat mij betreft die waarden en identiteiten uitgangspunt van het vervolggesprek!

Ik lees uw visie op dit onderwerp graag in het netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

vrijdag 14 februari 2014

Over de verleuking van ons onderwijs


Laatst stuitte ik al zappend op een uitzending waarin erfgoededucatie in het primair onderwijs aanschouwelijk werd gemaakt. Zesdegroepers renden rond op een grasveldje naast de school, getooid met plastic helmen en slappe plastic zwaarden. Ze ramden er vrolijk op los en hadden duidelijk een leuke les.

De onderwijzeres die, eveneens met helm, de verslaggever te woord stond legde uit dat het doel van de les was om de kinderen te laten ervaren wat het betekent om in de riddertijd te leven. Ze zei erbij dat ze zichzelf ook blootstelde aan het zwaardgevecht om de kinderen te leren gezagsverhoudingen te relativeren. Wat dat laatste betreft had de ridderschare zijn les overduidelijk geleerd. De pedagogische boodschap van het item luidde dat leren leuk moet zijn, en dat de toekomst van het onderwijs is gelegen in spel en gaming.

Ik was, zo realiseerde ik me, getuige van een treffend staaltje erfgoedbeleving volgens de nieuwste pedagogische inzichten. Ik betwijfel echter of de betekenis van de middeleeuwen voor de wording van de moderne mens door deze les daadwerkelijk bij de kinderen is doorgekomen. Ik had meer de indruk te kijken naar een aflevering van het continue nu, waarin voor ons verleden slechts de rol is weggelegd van decorum voor een leuk uitje.

We weten natuurlijk al heel lang dat onderwijs vooral leuk moet zijn, en niet moet worden geassocieerd met inspanning en discipline. Zelf heb ik daar moeite mee. In mijn eigen herinnering gaat leren vaak gepaard met ervaringen van moeite, tegenzin en teleurstelling. Dat is natuurlijk niet van deze tijd: teleurstelling, inspanning en falen kunnen niet in het onderwijs van het eeuwige nu.

Overigens gaat het dan wel om een westerse onderwijsopvatting. Als directeur van de SKVR was ik vaak bij uitvoeringen van muziektalenten. Het viel mij op dat ouders van Nederlandse kinderen nog voordat hun kind het podium heeft bereikt luidkeels blijkgeven van groot enthousiasme. De ouders van kinderen uit andere culturele achtergronden blijven hun kinderen gedurende de uitvoering streng en afstandelijk observeren. Inderdaad: inspanning en pijn versus het continue leuk.

Dat talentvolle kinderen uit culturen met een meer verplichtend pedagogisch klimaat veelal verder komen vinden we niet echt verontrustend. Er was vorig jaar even een rimpeling in de vijver van pedagogische zelfgenoegzaamheid door een boek van een Amerikaans-Chinese tijgermoeder, maar die is snel weggewerkt met verhalen over dat we hier geen ongelukkige en gestresste kinderen willen. Ruim baan dus voor verdere verleuking en gamification.

Of toch niet? In de NRC van 24 januari stond een artikel met de kop: ‘Overdreven lof werkt averechts’. Onderzoek had aangetoond dat kinderen geneigd zijn om uitdagingen te mijden als ze overdreven complimenten krijgen. Te veel complimenteren vergroot de faalangst en ondermijnt het vertrouwen dat nodig is om drempels te overwinnen.

Wellicht is het nog niet te laat voor enige bezinning voordat we ons totaal overgeven aan het belevingsonderwijs.

Ik ben benieuwd waar uw prioriteit ligt: bij inspanning en discipline of prefereert u toch het ‘continue leuk’? Moet leren leuk zijn? En wat zijn de consequenties van beide richtingen? Deel uw opinie op LinkedIn in het netwerk Cultuureducatie of in de groep Cultuurplein.

vrijdag 31 januari 2014

Politici nemen groot risico als ze kunstencentra 'killen' op weg naar snel gewin


Over de gevolgen van gemeentelijke bezuinigingen in de kunsteducatie wordt veel geklaagd, maar vanuit de lokale politiek hoor je de laatste tijd vaak een ander geluid. Zo van: hef de muziekschool op, stimuleer via aanvullende subsidieregelingen scholen en amateurverenigingen, en zorg voor een 'jeugdcultuurfonds'. De markt doet de rest. Tevreden wethouders melden dat het buitenschools cultuuronderwijs overeind en toegankelijk blijft, maar nu wel veel goedkoper.

De nieuwe aanbieders op de markt zijn zzp’ers die zelf verantwoordelijk zijn voor het werven van klanten, en voor de noodzakelijke faciliteiten. Er is een grote variatie aan lokale oplossingen aan het ontstaan, maar de gemeenschappelijke noemer is dat instituties, zoals muziekscholen, verdwijnen. Het is nog te vroeg om te achterhalen of de buitenschoolse kunsteducatie inderdaad op peil blijft, maar er is duidelijk een trend gezet.

De kritiek op de overheid komt in de eerste plaats van de docenten die hun vaste baan kwijtraken. Het verlies aan bestaanszekerheid, en de vaak zeer geringe inkomsten die uit de markt gehaald kunnen worden vallen deze beroepsgroep zwaar. Ik begrijp dat heel goed. Kunstdocenten zijn hoog opgeleid, maar verdienen als zelfstandige vaak onder de maat. Soms zelfs zo weinig dat ze hun werk als docent moeten opgeven; pure kapitaalvernietiging, gezien hun opleiding én hun talent.

Ik denk dat het absoluut waar is dat de bezuinigingen waarvoor politici zich op de borst kloppen, voor het leeuwendeel door de docenten worden gedragen. Vaak is er niet eens een fatsoenlijke afvloeiingsregeling getroffen. Duidelijk is dat een vaste baan als kunstvakdocent een schaars goed is geworden. Dit is een ontwikkeling die we op veel meer plekken zien; ook de postbesteller is al lang geen werknemer meer met een cao en een gegarandeerd pensioen. Mogelijk is dat ook de reden dat gemeentebesturen zich niet aangesproken voelen door de kritiek van docenten. Ik denk dat we als sector ook niet meer voor dit anker moeten gaan liggen, maar moeten accepteren dat deze ontwikkeling onomkeerbaar is.

Ondertussen leidt deze tendens tot zeer ongelijke verhoudingen in de markt, wat het voor kunstencentra nog moeilijker maakt om te overleven. Eigenlijk zijn zij genoodzaakt om zich zo snel mogelijk van hun vaste docentenbestand te ontdoen en te gaan werken met zzp’ers. Daarbij vinden ze evenwel de vakbond, en diezelfde overheid, op hun weg.

Ik vind dit een groot dilemma, want als de kunstencentra niet snel genoeg kunnen hervormen, vallen ze om. Het is nog zeer de vraag of de kunsteducatie inderdaad op peil kan blijven als deze culturele ankers uit de lokale gemeenschappen verdwijnen. Kunstencentra vervullen immers zoveel meer functies dan het verzorgen van de muziekles. Binnenkort komt hierover het advies van de Raad voor Cultuur. Maar politici die zich er op laten voorstaan dat ze cultuureducatie belangrijk vinden nemen wel een groot risico als ze hun kunstencentra nu 'killen' op weg naar snel gewin.

Ik heb deze blog geschreven naar aanleiding van een interview met de Moerdijkse wethouder Louis Koevoets en de daarop volgende discussie op LinkedIn over gemeentelijke bezuinigingen, zoals die onder meer plaatsvonden in Moerdijk, en de positie van kunstdocenten daarin. Ook bij de webredactie kwamen verschillende reacties binnen, deze zijn terug te lezen op de website van het LKCA.