vrijdag 31 januari 2014

Politici nemen groot risico als ze kunstencentra 'killen' op weg naar snel gewin


Over de gevolgen van gemeentelijke bezuinigingen in de kunsteducatie wordt veel geklaagd, maar vanuit de lokale politiek hoor je de laatste tijd vaak een ander geluid. Zo van: hef de muziekschool op, stimuleer via aanvullende subsidieregelingen scholen en amateurverenigingen, en zorg voor een 'jeugdcultuurfonds'. De markt doet de rest. Tevreden wethouders melden dat het buitenschools cultuuronderwijs overeind en toegankelijk blijft, maar nu wel veel goedkoper.

De nieuwe aanbieders op de markt zijn zzp’ers die zelf verantwoordelijk zijn voor het werven van klanten, en voor de noodzakelijke faciliteiten. Er is een grote variatie aan lokale oplossingen aan het ontstaan, maar de gemeenschappelijke noemer is dat instituties, zoals muziekscholen, verdwijnen. Het is nog te vroeg om te achterhalen of de buitenschoolse kunsteducatie inderdaad op peil blijft, maar er is duidelijk een trend gezet.

De kritiek op de overheid komt in de eerste plaats van de docenten die hun vaste baan kwijtraken. Het verlies aan bestaanszekerheid, en de vaak zeer geringe inkomsten die uit de markt gehaald kunnen worden vallen deze beroepsgroep zwaar. Ik begrijp dat heel goed. Kunstdocenten zijn hoog opgeleid, maar verdienen als zelfstandige vaak onder de maat. Soms zelfs zo weinig dat ze hun werk als docent moeten opgeven; pure kapitaalvernietiging, gezien hun opleiding én hun talent.

Ik denk dat het absoluut waar is dat de bezuinigingen waarvoor politici zich op de borst kloppen, voor het leeuwendeel door de docenten worden gedragen. Vaak is er niet eens een fatsoenlijke afvloeiingsregeling getroffen. Duidelijk is dat een vaste baan als kunstvakdocent een schaars goed is geworden. Dit is een ontwikkeling die we op veel meer plekken zien; ook de postbesteller is al lang geen werknemer meer met een cao en een gegarandeerd pensioen. Mogelijk is dat ook de reden dat gemeentebesturen zich niet aangesproken voelen door de kritiek van docenten. Ik denk dat we als sector ook niet meer voor dit anker moeten gaan liggen, maar moeten accepteren dat deze ontwikkeling onomkeerbaar is.

Ondertussen leidt deze tendens tot zeer ongelijke verhoudingen in de markt, wat het voor kunstencentra nog moeilijker maakt om te overleven. Eigenlijk zijn zij genoodzaakt om zich zo snel mogelijk van hun vaste docentenbestand te ontdoen en te gaan werken met zzp’ers. Daarbij vinden ze evenwel de vakbond, en diezelfde overheid, op hun weg.

Ik vind dit een groot dilemma, want als de kunstencentra niet snel genoeg kunnen hervormen, vallen ze om. Het is nog zeer de vraag of de kunsteducatie inderdaad op peil kan blijven als deze culturele ankers uit de lokale gemeenschappen verdwijnen. Kunstencentra vervullen immers zoveel meer functies dan het verzorgen van de muziekles. Binnenkort komt hierover het advies van de Raad voor Cultuur. Maar politici die zich er op laten voorstaan dat ze cultuureducatie belangrijk vinden nemen wel een groot risico als ze hun kunstencentra nu 'killen' op weg naar snel gewin.

Ik heb deze blog geschreven naar aanleiding van een interview met de Moerdijkse wethouder Louis Koevoets en de daarop volgende discussie op LinkedIn over gemeentelijke bezuinigingen, zoals die onder meer plaatsvonden in Moerdijk, en de positie van kunstdocenten daarin. Ook bij de webredactie kwamen verschillende reacties binnen, deze zijn terug te lezen op de website van het LKCA.