vrijdag 11 april 2014

Mienskip

Fotograaf: Ruben van Vliet (Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018)

In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen is er vanuit onze sector flink aan de weg getimmerd om het belang van kunst en cultuur bij kiezer en politiek te benadrukken. De onderhandelingen voor de nieuwe colleges van B en W zijn nog aan de gang, maar de eerste contouren van het nieuwe gemeentelijke cultuurbeleid tekenen zich al wel af: Gemeenten zijn minder bereid om – zoals de Raad voor Cultuur onlangs adviseerde - een minimumniveau aan buitenschoolse voorzieningen voor actieve cultuurparticipatie te garanderen; ook niet voor kinderen en jongeren.

Dat werd mij duidelijk tijdens de drie regiobijeenkomsten die het LKCA samen met de Raad voor Cultuur, VNG en OCW organiseerde in Helmond, Utrecht en Zutphen ter bespreking van het advies van de Raad over de lokale infrastructuur voor actieve cultuurparticipatie. Deelnemers waren overwegend beleidsambtenaren en politici.

Uit de discussies bleek dat beleidsmakers verwachten dat het gesubsidieerde veld ook in de komende periode onder druk zal blijven van bezuinigingen en van concurrerende beleidsprioriteiten. Aanbevolen werd om vooral zelf te gaan ondernemen, en om meer te verbinden met de lokale gemeenschap. Kortom: een kleine reality-check voor de aanwezigen uit het culturele veld…

Het verlies van de vaste baan voor werkers en docenten, leidend tot een veelal onzeker en karig bestaan als ZZP-er, kwam ook nog langs tijdens de bijeenkomsten. Antwoord van de politiek: ‘Waarom zouden we die banen als overheid overeind moeten houden; dat doen we toch ook niet voor de bouw?

De afstandelijke overheid, die nog wel wil faciliteren, maar minder wil investeren, is echt een gegeven waarop we ons moeten instellen. Kinderen en jongeren zijn dan het meest kwetsbaar. Het is vooral deze groep die wordt geraakt als toegankelijkheid, continuïteit en diversiteit onder druk komen.

Er kwamen aansprekende voorbeelden langs van succesvolle particuliere initiatieven. Die kunnen overigens enige steun vaak goed gebruiken. Bovendien pikt de markt alleen de krenten uit de pap. Onrendabele voorzieningen, ook als die waardevol zijn voor de gemeenschap, dreigen te verdwijnen. We zullen daarin naar een nieuw evenwicht moeten zoeken. Ook daarvoor zijn aanzetten te vinden: Kunstencentra die zich primair richten op ondersteuning van het particulier initiatief, en op het aanbod voor prioriteitsgroepen waarin de markt niet voorziet. Maar dan moet de overheid zich wel mede verantwoordelijk blijven voelen.

Ik kreeg gaandeweg het gevoel dat de discussie met de politiek zoals we die tot nu toe voeren inmiddels achterhaald is door een nieuwe politieke werkelijkheid. Die rationele argumenten over talentontwikkeling, creativiteit, economie, participatie e.d. spreken steeds minder aan. Daar gingen die verkiezingen ook niet over. Die gingen niet over ratio maar over sentiment. Over nostalgie naar een harmonische samenleving, over diversiteit en het verzet daartegen, en over de worsteling om een eigen identiteit vast te houden. Die gingen dus over CULTUUR!

Dat hebben we in onze sector nog steeds niet begrepen. Maar er gloort hoop: In Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018 gaat het straks over MIENSKIP. Let maar op, dat wordt de nieuwe zuurstof waarmee we het culturele vuur brandend houden…

Of is het toch de nieuwe realiteit dat onrendabele voorzieningen verdwijnen? Praat hierover door in het netwerk cultuureducatie of in het netwerk cultuurbeleid, allebei op LinkedIn.