maandag 7 juli 2014

Cultuureducatie: best belangrijk

Onlangs bracht de Raad voor Cultuur de Cultuurverkenning uit, met een schets van het huidige culturele landschap. Deze verkenning dient als opmaat voor het advies over het cultuurbeleid voor de periode 2017–2020. De raad begint vrolijk, want 'ondanks de bezuinigingen staat de sector nog fier overeind'. Maar al snel neemt de twijfel bij de auteurs de overhand: de financiële gaten in de cultuursector zijn niet opgevangen door bedrijfsleven of mecenaat. Kunstenaars bouwen zichzelf met noeste vlijt om tot culturele ondernemers, maar verdienen nog altijd vrijwel niks. En ook voor nieuwe digitale methoden van cultuurproductie en –consumptie zijn nog geen nieuwe verdienmodellen.

De maatschappelijke waardering voor kunst en cultuur staat onder grote druk. De kunstexpert wordt al snel elitair gevonden, en de sector zou zich te weinig hebben ingespannen om de burger mee 'aandeelhouder' te maken van de kunsten. De crux van het verhaal zit in de publieksontwikkeling. In de belevenismaatschappij verdwijnt het loyale publiek dat de 'traditie van de canonieke kunst' verder draagt. De cultuurdrager is cultuurtoerist geworden, die langs alle genres zapt, de krenten uit de pap vist, maar zich niet committeert. En die in het continue nu leeft, en zich dus ook geen schakel voelt in een keten die het verleden met de toekomst verbindt.

Het publiek vergrijst en de generaties die met de popcultuur zijn opgegroeid blijven grotendeels in die culturele zone. De Raad voor Cultuur concludeert dan ook dat de 'canonieke kunst' steeds meer terrein verliest. We gaan nog wel naar het museum, maar dat is een soort 'funshoppen' geworden, zo citeert de raad een museumdirecteur. 'De Facebookgeneratie, maar ook de Nieuwe Nederlanders vinden bij de gecanoniseerde kunstvormen geen aansluiting….', zo luidt de omineuze stelling. Het beeld klopt wel ongeveer. Duidelijk is dat de zalen leger worden, en niet alleen omdat mensen thuis de canon tot zich nemen. Niet veel mensen kijken op hun tablet naar Richard Wagners Walküre, denk ik.

De trend lijkt onomkeerbaar: de keten die de traditie van het westers cultureel erfgoed verbindt met de nieuwe tijd staat op springen. Het verhaal is niet nieuw, en zeker sinds De Barbaren (2010) van Alessandro Barrico ook prima te duiden. Bij Barrico is er geen hoop dat het tij nog te keren is, en de Raad voor Cultuur lijkt die opinie te delen. Hij roept op tot debat, maar biedt zelf weinig perspectief. We kunnen op grond van deze analyse in elk geval vaststellen dat de malaise niet alleen te wijten is aan de bezuinigingen.

De vraag of de canonieke cultuur aI dan niet een marginaal verschijnsel wordt, is eigenlijk niet zo interessant. Er is geen mainstream meer en iedereen creëert zijn eigen zone van smaak en identiteit. Er is vooral een beleidsvraag omdat de overheid zich primair op de canonieke cultuur richt. De legitimering van dat beleid komt steeds meer op de tocht te staan door de overgang naar een ander cultureel landschap.

Dat is eigenlijk ook de focus van de Raad voor Cultuur. De raad signaleert wel dat er een wereld buiten de canonieke kunsten bestaat, maar krijgt er duidelijk geen vat op. De raad kijkt er naar vanuit het dilemma van de overheid. Zo is er veel aandacht voor talentontwikkeling en jonge makers, maar dan toch vooral voor zover relevant voor de canonieke cultuur.

De Verkenning besteedt ook aandacht aan de rol die cultuureducatie kan spelen, en hoe jongeren actief zijn met kunst en cultuur: 'Aandacht voor kunst en cultuur in het primair en voortgezet onderwijs, kan het tij keren.' Dat vraag ik mij ten zeerste af. Maar door te begrijpen hoe de internetgeneratie omgaat met cultuur, krijgen we wel beter zicht op wat de canonieke cultuur kan betekenen voor volgende generaties; wat waardevol is om door te geven en wat niet. En welk beleid er nodig is om wat van waarde is te borgen.

Wat kan de canonieke kunst nog betekenen voor volgende generaties? Heeft u een idee hierover? Ik lees het graag in het netwerk Cultuureducatie & Cultuurparticipatie op LinkedIn?