vrijdag 13 december 2013

Ziet u alle creativiteit en artisticiteit om u heen?


Wist u dat selfie onlangs is gekozen tot het International Word of the Year? De Oxford Dictionary, die de verkiezing organiseerde, geeft de volgende omschrijving: A photograph that one has taken of oneself, typically one taken with a smartphone or webcam and uploaded to a social media website. Het gebruik van het woord selfie is in een jaar tijd met 17.000 procent toegenomen.

Selfie is inderdaad een grappig woord, maar daarnaast is het vooral ook een massaal gebruikte creatieve uitingsvorm. Google selfies en je ziet ingenieuze poses, fantasierijke ensceneringen, spannende belichtingen, interessante expressies.

Zouden mensen die bijzondere selfies maken, nou affiniteit hebben met kunstfotografie? Kennen ze Cindy Sherman, die wereldberoemd werd met gefotografeerde zelfportretten? Realiseren ze zich dat Rembrandt iets vergelijkbaars deed, maar dan met verf? Zouden ze zichzelf 'creatief' noemen, laat staan 'artistiek'? Zeggen ze van zichzelf: 'ik maak interessante foto's'?

Waarschijnlijk niet.

Zo gaat het natuurlijk vaak. Overal gaat kunst en creativiteit rond die niet als zodanig worden gelabeld. Kijk maar naar de reclame en de amusementsindustrie. Soms verwerven die uitingen later wel een cultstatus, of worden ze opgenomen in de canon van onze cultuur. Maar op het moment dat ze actueel zijn zien we er nog geen kunst in.

Onlangs was ik bij een bijeenkomst over de rol van kunst in wijkopbouwprojecten. Er waren kunstenaars die samen met wijkbewoners interessante projecten hadden opgezet. Nog boeiender waren de projecten die naar het oordeel van de bewoners zelf niets met kunst te maken hadden. Waaronder een wijkinitiatief om overlast te beteugelen. Tal van instrumenten waren ingezet, maar uiteindelijk was besloten om het wijkplein op te knappen. Er was wel een kunstenaar aan te pas gekomen om te helpen met het beschilderen van een muur. Maar dat was geen kunst.

Als je goed oplet zie je kunst om je heen onbedoeld ontstaan. Dat viel mij laatst weer op bij de opkomende foodcultuur. Ik was op zo'n happening die het midden houdt tussen een markt, een expositie en lekker eten. Er werd met nieuw duurzaam voedsel geëxperimenteerd. In de manier waarop het wordt uitgestald en bewerkt, zag je nieuwe kunst ontstaan. Wat denk je dat we allemaal nog gaan zien als iedereen zelf pasta van gemalen meelworm, met een mooi kleurtje, uit 3D-printers laat rollen.

Onbedoelde artisticiteit is overal om ons heen. We leerden natuurlijk al door een artistieke bril naar onze omgeving kijken, naar de schoonheid van een vervallen fabriek bijvoorbeeld. Maar zien we ook de schoonheid van de dingen die mensen dagelijks ondernemen? Wat zou er gebeuren als we als professionals eens een andere bril op zouden zetten? Als we datgene dat er al is aan alledaagse artisticiteit, als motor zouden gebruiken voor verdere artistieke ontwikkeling van scholieren, ouderen, hangjongeren, welke doelgroep dan ook? Dan moet je wel aansluiten op die dagelijkse dingen, en niet binnenkomen met kunst.

De organisatie van de afgelopen Museumnacht in Amsterdam bracht dit principe al slim in de praktijk. Bezoekers werden opgeroepen ter plekke selfies te maken. Deze werden vertoond op meer dan 25 live stream schermen. Wie volgt?

Kent u kunstzinnige uitingen die niet als zodanig worden gelabeld? En doet u daar als professional iets mee? Laat het ons weten via het netwerk Cultuureducatie of het netwerk Amateurkunst op LinkedIn.

vrijdag 29 november 2013

Gordon-gate


Het was een prachtige dag, afgelopen maandag. 's Ochtends mocht ik in Tilburg de Onderzoeksconferentie Cultuureducatie en Cultuurparticipatie van het LKCA openen, waar een uitgelezen gezelschap wetenschappers hun werk presenteerden voor 400 studenten en professionals. Prachtige studies naar creativiteit en over het nieuwe leren, dat van instrumentalisme verschuift naar Bildung.

Vervolgens ‘s middags naar een fabriekscomplex in Utrecht waar het ministerie van OCW een grote conferentie hield waar zo’n 1000 mensen zich konden laven aan ervaringen en ideeën, die kunst in de samenleving verder moeten brengen. Een mooie slottoespraak van minister Bussemaker besloot de vruchtbare dag. De minister zorgde door haar aanwezigheid, en door te benadrukken dat de overheid wel degelijk verantwoordelijkheid moet nemen, voor het warme gevoel dat kunst en cultuur er weer helemaal bijhoren in Nederland. Tijdens de borrel overwoog ik, de zaal overziend, dat we toch nog met veel zijn: nette, witte mensen, die de samenleving willen verheffen.

Daarna de auto in, en naar huis. Radio aan: daar is de stem van Joost Eerdmans met zijn discussieprogramma waarin het populistische geluid vanuit de NL huiskamer, rechtstreeks de ether in wordt geslingerd. Dit keer was het onderwerp: 'we hebben in NL last van een discriminatiekramp'. Want elke keer als er op TV een harde grap wordt gemaakt over een allochtoon vallen de, uiteraard linkse, media en twitteraars over de arme grappenmakers heen'. Het ging er stevig aan toe in de telefonische reacties. Ik had duidelijk een paar tweets gemist, want er bleek een 'Gordon-Gate' aan de gang te zijn. Onze nationale lolbroek had een Chinese kandidaat in Holland's Got Talent, die nota bene opera kwam zingen, zeer grof beledigd. Enfin, u hebt er natuurlijk al over gehoord.

Ik was ineens weer terug in het NL van die andere cultuur, waarin je zegt wat je denkt, en waar beledigen en kleineren moeten kunnen. Dat hoort immers bij onze NL-identiteit, onder het mom van 'Daar moeten ZE maar tegen kunnen'. Later kwam in de krant en bij P&W nog een reeks van andere recente en tenenkrommende scenes voorbij. Gelukkig is er nu een publiek debat over ontstaan. Dat werd tijd, want we lijken op weg naar een cultuur waarin racisme weer heel gewoon wordt. Toch opvallend hoe al deze grofheden worden verdedigd: natuurlijk is het allemaal niet racistisch bedoeld etc.

Maar wat doen wij vanuit de kunstsector eigenlijk? Blijven we elkaar verhalen vertellen over die nieuwe globale en multiculturele samenleving waarvan de creatieve kunsten de motor zijn? Buiten de conferentiezaal raast het populisme voort, en wordt het wantrouwen tussen culturen steeds groter. Dat gaat een clash veroorzaken waarvan ik vrees dat de klap tot in de zaal te horen zal zijn.

Hoe dichten wij de kloof tussen het populisme en wat wij in de kunsten belangrijk vinden? Ik ga graag het debat aan in het netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

vrijdag 15 november 2013

Worden we creatiever of volgzamer?


Ik heb natuurlijk, net als u waarschijnlijk, een warm hart voor kunst en cultuur. Toch heb ik een moeizame relatie met het begrip creativiteit, dat momenteel meer dan ooit opgang lijkt te doen. Blijkbaar toon je door het veelvuldig gebruiken van deze term dat je van deze tijd bent.

De oorsprong van mijn ongemak ligt bij leraren en opvoeders die het begrip 'crea' gebruikten om mij de maat te nemen. Zo van: 'Ocker, dit kan veel creatiever!' Kortom: er 'moest' altijd iets, of het had te maken met tekortschieten van mijn kant.

Creativiteit was tot voor kort ook iets van een hogere orde. Het had een mythische status. Een soort godsgeschenk. Ongrijpbaar, en voor gewone stervelingen vrijwel onbereikbaar. Je had het, of je had het niet, en als je niet 'crea' was kon je het ook niet worden. Je keek ook erg op tegen creatieve mensen. Hoewel die vaak best problematisch waren. Onaangepast, eenzelvig, recalcitrant. Onvoorspelbaar, en altijd bereid om heilige huisjes om te gooien. Creatieve artistiekelingen waren bij uitstek figuren die zich buiten de samenleving plaatsten, voortdurend onrust stookten.

Inmiddels heeft het begrip creativiteit een hele evolutie doorgemaakt. Wat is er gebeurd? Creativiteit is hanteerbaar geworden. Je kunt er onderzoek naar doen, je kunt het vastpakken en wegen, en je kunt het zélfs leren. Je doet het niet in afzondering, je doet het samen. We zijn in crea-teams tegenwoordig samen lekker probleemoplossend bezig. Zoals zoveel aspecten van onze cultuur is creativiteit van iets verhevens, iets plats geworden, voor iedereen bereikbaar. We hebben creativiteit ontmythologiseerd.

Creativiteit is niet alleen toegankelijk geworden, het is ook verplicht! Talentontwikkeling is centraal komen te staan in ons denken over de mens van de 21e eeuw. Die moet zichzelf steeds opnieuw uitvinden. Die moet aanpassingsvermogen hebben, ondernemend zijn, probleemoplossend en sociaal vaardig. Die 21e eeuwse competenties worden verbonden met creativiteit. Onze hele economie draait op creatief vermogen. En dus is creativiteitsontwikkeling de centrale doelstelling in het onderwijs. En daar wil de culturele sector wat graag bij helpen.

Bij mij begint inmiddels een nieuw ongemak te groeien, noem het nostalgie naar de oude mythe, toen je creativiteit nog niet kon vastpakken, laat staan managen. Want wat is er gebeurd met de bevlogen creatieve kunstenaar? Die is getransformeerd tot procesmanager, die niet door grenzen heengaat, maar zich voegt naar het ritme van de nieuwe flow. De creatieven van vandaag zijn adaptieve ondernemers, die soepel meebewegen in een omgeving die steeds verandert, en die problemen oplossen in plaats van problemen op te werpen. Creativiteit is markconform geworden. Het is als het ware de ideale aanpassingsstrategie van deze tijd.

Kortom, ik vraag mij wel eens af: worden we creatiever of juist volgzamer? Uw antwoord zie ik met plezier tegemoet in het netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.
---

Deze blogpost is een bewerking van mijn openingsspeech op de Dag van de Cultuureducatie met als thema creativiteitsontwikkeling (5 november 2013 in de Meervaart, Amsterdam).

vrijdag 1 november 2013

De Haagse stilte rond Zwarte Piet



De stilte vanuit Den Haag, dat is wat me nog het meest opvalt aan de Zwarte Piet-crisis. De kranten wijden er over uit, petities worden ondertekend. De linkse elite wordt er weer eens van beschuldigd het eigene van Nederland aan te vallen. Diezelfde elite kaatst terug dat het toch ‘gewoon’ een kwestie van beschaving is om Piet een andere kleur te geven. Bij de koffieautomaat, op het schoolplein, het gaat erover.

Maar niet in politiek Den Haag.

Premier Rutte hield het er gemakshalve op dat Zwarte Piet nu eenmaal zwart is. Minister Bussemaker wilde zich niet in de discussie mengen en hield zich op de vlakte. Alleen minister Plasterk pleitte in de informele setting van Pauw & Witteman voor een Piet met een ander kleurtje. Eerder had een woordvoerder van de PvdA gezegd: dit is niet iets voor de politiek.

Maar dit is juist iets voor de politiek. Waarom zouden politici het alleen moeten hebben over oplopende zorgkosten, stijgende werkloosheid, Fyra-debacles, legbatterijen? Is dat niet een al te beperkte taakopvatting?

Cultuur is niet neutraal maar heeft te maken met waarden en is daarmee een politiek issue. Ga maar na. De hedendaagse Zwarte Piet is een relikwie uit racistische episodes uit onze geschiedenis. Standbeelden van zeehelden worden geherinterpreteerd: minder held, meer schurk. Naar Der Ring des Nibelungen kun je bijna niet meer luisteren zonder aan de Shoah te denken.

Betekent dat dat het Sinterklaasfeest moet worden verboden, standbeelden neergehaald, Wagner in de ban gedaan?

Nee. De plaatsing van cultuuruitingen in hun tijd, en een daaraan gekoppelde herinterpretatie, helpt ons al een eind op weg. Goede cultuureducatie speelt daarbij een cruciale rol. Daar komt bij: culturele tradities kunnen en moeten zich aanpassen aan de huidige samenleving, anders verdwijnen ze.

Premier Rutte, minister Bussemaker, vertel ons dat verhaal. Over het feest van eeuwenoude tradities, maar ook over moderne inzichten. Benadruk het belang van het fijnzinnig omgaan met andermans gevoelens. Adviseer om de Pieten voortaan een ander kleurtje te geven en laat de scholen en gemeentes deze heikele kwestie niet helemaal zelf oplossen. Vervul een voorbeeldfunctie, stel een norm. En anders is er straks wéér die ene partij die er wel een mening over heeft, en ermee aan de haal gaat.

Vindt u ook dat politici in Den Haag zich meer zouden moeten uitspreken over thema’s rond kunst en cultuur, en niet alleen ten tijde van bezuinigingen? Praat mee op LinkedIn in het netwerk cultuureducatie.

vrijdag 18 oktober 2013

Drumjuffen en dansmeesters


Wat kan cultuureducatie met het probleem dat er te weinig mannen voor de klas staan in het basisonderwijs en dat jongetjes opgroeien in een te sterk gefeminiseerde omgeving? Die vraag bleef in mijn hoofd hangen. Want laten we eerlijk zijn, balletlessen zitten toch vaker vol met meisjes en bij drums en elektrische gitaar zie je weer meer jongetjes. En natuurlijk zijn er Billy Elliots die dwars tegen de stroom ingaan, maar toch... (Ik zou verrast opkijken bij een zaal vol mannen tijdens de cursus sjaals vilten. Blij verrast, maar absoluut verrast.)

Hoe kan het dat deze verschillen bestaan? Ik weet het niet zeker. Trekken de sierlijkheid en roze tutu's van ballet, de zachte stoffen bij textiele werkvormen en hoge klanken van de viool eerder meisjes? Net als het lawaai van de drums, de techniek bij de elektrische gitaar en het zwaardere werk bij houtbewerking meer jongens trekken? En is dat dan nature of nurture?

Ik weet wel dat het niet in beton gegoten is. Toen ik directeur was van de SKVR zagen we ook dat er weinig jongens op dansles zaten. Maar we wisten dat dans wel degelijk ook voor jongens is. Dus organiseerden we cursussen Dans voor jongens met meer nadruk op stoere dans en krachtelementen van dans. En met een mannelijke dansdocent voor de groep. Dat is dan wel een vereiste. Want het maakt uit wie je voor een klas zet. En dat is niet alleen een kwestie van kwaliteit, van tangomoeder of vakleerkracht. Een leerkracht is ook een rolmodel.

Terug naar de mannen voor de klas in het basisonderwijs. Fontys Hogeschool heeft bewust ingezet op meer mannelijke studenten op de pabo, en met succes. Dus in die regio straks ook meer mannen voor de klas. (Daar kunnen schoolbesturen trouwens zelfs subsidie voor krijgen, zo vond ik al googelend.) En mijn eerdere redenering volgend, zou meer mannen voor de klas dan ook nog meer variatie betekenen voor cultuureducatie? Brengen meesters andere kunstvormen de klas in dan juffen? Of hebben ze vooral een andere aanpak? Meer aandacht voor gereedschap en techniek? Andere materialen? Meer aandacht voor de constructie van het bouwwerk dan voor de afwerking in details?

Kunst zorgt voor verbinding, maar markeert ook het verschil. Hip hop is een jongenscultuur. Kunsteducatie kan bijdragen aan identiteitsvorming van jongens en meisjes omdat kunst verschillen duidt en speelt met identiteit. Dus zorg ook voor martiale kunstvormen, battles etc, en laat de brassband op het schoolplein knallen.

Wat denkt u? Meer mannen voor de klas, wat betekent dat voor cultuureducatie? Deel het met elkaar in de groep Cultuurplein of in het netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

vrijdag 4 oktober 2013

Over het verband tussen de culturele crisis en de economische crisis


We maken momenteel niet alleen een economische crisis door. We zitten ook al een tijdje in een zich steeds verder uitdiepende culturele crisis. En dan bedoel ik niet de crisis in de gesubsidieerde kunstensector. Die is slechts een symptoom van een veel bredere malaise. Ik zie om me heen een steeds sterker gevoelde onzekerheid over onze identiteit, een vrees voor het verlies van vaste waarden, en een gevoel bedreigd te worden door Europa en door andere culturen. Nu de PVV in de peilingen de grootste partij is geworden, kun je er toch moeilijk omheen dat er structureel iets mis is met ons vertrouwen in de stevigheid van het Westerse paradigma waarin culturen gelijkwaardig zijn.

De laatste tijd heb ik steeds meer het idee dat er een verband bestaat tussen die culturele malaise en de economische malaise. Zo vind ik het opvallend dat we het niet alleen economisch slechter doen dan de landen om ons heen, maar dat we ook in cultureel opzicht steeds meer onderaan bungelen. In een bijtend artikel in de NRC van 21 september over de 'ontboeking' van Nederland onderlijnt Bastiaan Bommeljé dit verschijnsel aan de hand van onze leescultuur. In de afgelopen jaren is de boekenverkoop dramatisch afgenomen, evenals de leesvaardigheid van onze scholieren. Het e-boek neemt slechts een marginale plaats in, en de groei vlakt af. Deze cijfers zijn opvallend, mede omdat de verkoop van boeken in de ons omringende landen blijft stijgen. Bommeljé meent in de ontlezing een oorzaak te zien van de verslechterende leerprestaties van Nederlandse kinderen. Het digitale lezen verergert deze trend alleen maar, omdat het een meer chaotische en gefragmenteerde leesstijl bevordert, en dus leidt tot een verbrokkelend begrip. Van gamen word je niet slimmer, van lezen wel.

Het betoog van Bommeljé kan naar mijn mening zondermeer worden doorgetrokken naar cultuuronderwijs. Zonder te willen claimen dat cognitie wordt bevorderd door dansles op school, is er ten aanzien van kunstonderwijs voldoende onderzoeksresultaat dat wijst op een positieve relatie met leerprestaties. En juist met het cultuuronderwijs zit het niet goed. Dit terwijl de verantwoordelijke overheid onderkent dat het kunstonderwijs in relatie tot de ons omringende landen onvoldoende is geborgd in het curriculum. Veelzeggend in dit verband is de constatering van Bommeljé dat waar Franse middelbare scholieren 100 tot 150 boeken moeten lezen, de boekenlijst in Nederland goeddeels is verdampt en kan worden afgedaan met het inleveren van een filmpje.

Nu terug naar het verband met de economie. Opnieuw is door ons parlement bekrachtigd dat onze kenniseconomie moet behoren tot de wereldtop. De vraag is of zo’n ambitie houdbaar is in een land waarin intellectueel vermogen zo laag wordt aangeschreven en het adagium heerst van het diploma zonder moeite. Opvallend is ook dat niemand lijkt in te zien dat de culturele crisis, en het bijbehorende dedain voor kunst en cultuur, de ontwikkeling van een kenniseconomie negatief beïnvloedt. De ambitie leidt voorlopig tot een hijgerig onderwijsklimaat, waarvan juist de vakken die niet in de citotoets passen het slachtoffer zijn geworden.

Nu blijkt dat we economisch zelfs minder presteren dan de landen die cultuur nog wel belangrijk vinden, wordt het hoog tijd dat we ons afvragen of we wellicht de rekening gepresenteerd krijgen voor onze culturele armoede en de verschraling van ons cultuuronderwijs. Ik nodig u graag uit hierover verder te praten in het netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

vrijdag 27 september 2013

Tangomoeder

Dat koningin Máxima, toen ze nog prinses was, luizenmoeder was op de school van haar kinderen, wordt vaak gebruikt als blijk van betrokkenheid en ‘gewoonheid’ van de koningin. Ze had ook leesmoeder kunnen zijn. Of tangomoeder. Tangomoeder? Jazeker, dat had gekund. Onder meer in Noord Holland worden ‘amateurs in cultuur’ ingezet om cultuureducatie te verzorgen. Het is een initiatief van Plein C.

Bij een project rond cultureel erfgoed op basisschool De Delta in Purmerend werd een ‘viltmoeder’ ingezet: een amateurkunstenaar met een grote vaardigheid op het gebied van textiel. De leerlingen maakten, heel modern, een hoesje voor een mobieltje, van vilt. Voor dergelijke projecten is in Noord Holland ook subsidie beschikbaar. Het project heet Cultuur om de Hoek, en Plein C stelt er elk schooljaar 7500 euro voor beschikbaar. Tien scholen profiteren ervan.

Hartstikke leuk voor die kinderen, natuurlijk. Ze leren iets heel bijzonders, iets wat ze van maar weinig mensen kunnen leren – en waarschijnlijk niet van de reguliere leerkracht. Ze komen in contact met specifieke expertise. Ze werken met een textielmoeder, maken onder schooltijd een boek met een handige tante, of werken met een muzikale vader aan een musical. Maar het stemt ook tot nadenken. Zou zo’n school ook een vak als rekenen laten geven door een ‘rekenmoeder’? Bewegingsonderwijs door een ‘korfbalvader’? Spellingsonderwijs door een ‘schrijfmoeder’? Waarschijnlijk niet. Dat laat een school toch echt liever over aan een professionele docent.

Wat zegt deze ontwikkeling over de status van het cultuuronderwijs op school? Uit een door de Onderwijsraad aangehaald onderzoek van TNS Nipo bleek dat het aantal vakdocenten op het gebied van cultuur in het basisonderwijs gestaag terugloopt. In 1988 had 66 procent van de scholen nog een kunstvakdocent in dienst. In 2009 nog maar 19 procent. Zorgwekkende cijfers.

Vervangen amateurkunstenaars de kunstvakdocent die de scholen niet kunnen betalen, of worden ze ingezet als aanvulling, als kers op de taart? Waar ligt de grens?

Plein C ondersteunt een goede ontwikkeling: de participatie van ouders op school en stimuleert daarmee wat premier Rutte zo fraai ‘de participatiesamenleving’ noemt. Maar scholen mogen er voor hun cultuuronderwijs niet van afhankelijk worden. Het beste blijft: een samenleving die kiest voor cultuur op school en daarvoor wil betalen. Een samenleving die geld overheeft voor professioneel opgeleide kunstvakdocenten in het basisonderwijs. Ook in tijden van crisis.

En ja, heel graag zie ik dan koningin Máxima af en toe dansen voor de klas van haar dochter. Als tangomoeder.

Vindt u het wat? Cultuuronderwijs door ouders? Zijn zij – en andere amateurkunstenaars – een verrijking voor het onderwijs? Of vindt u dat een school moet kiezen voor (duurdere) professionele kunstdocenten? Wat betekent het voor de kwaliteit van cultuuronderwijs? Ik ben erg benieuwd naar uw overwegingen en praat graag met u mee in het netwerk Amateurkunst, netwerk Cultuureducatie of in de groep Cultuurplein op LinkedIn.

vrijdag 20 september 2013

Gebrek aan tijd of aan prioriteit?

Cultuur moet terug naar het hart van het primair onderwijs schreven de Onderwijsraad en Raad voor Cultuur in hun advies vorig jaar. Er moeten cultuurexperts komen die meer nog dan cultuurcoördinatoren vakinhoudelijke expertise hebben. Een goed idee. Maar ik vraag mij direct af of die cultuurexperts wèl voldoende tijd tot hun beschikking krijgen. De cultuurcoördinatoren die ik de afgelopen jaren sprak, noemen allemaal gebrek aan tijd als grootste belemmering in hun taak. Dat zien zij ook als valkuil voor de cultuurexpert zo blijkt uit een enquête.

Dat suggereert dat er geen tijd of middelen zouden zijn voor cultuur in het po. Maar dat is niet het geval. Middels de prestatiebox ontvangen scholen niet alleen € 10,90 voor cultuur, maar ook middelen voor professionalisering. Middelen die zij kunnen inzetten voor professionalisering in cultuur. Bovendien biedt de functiemix ruimte. (Met de functiemix kunnen leraren die extra taken verrichten in de ontwikkeling en innovatie van onderwijs in een hogere schaal geplaatst worden, in een zogeheten LB functie.) Schoolbesturen die dat willen kunnen nu al de interne cultuurcoördinator tot een LB functie maken. Toch krijg ik niet de indruk dat dat frequent gebeurt.

Het lijkt dan ook geen kwestie van gebrek aan tijd, maar van gebrek aan prioriteit. Op de man af gevraagd vinden schoolbesturen cultuureducatie belangrijk, zo blijkt uit onderzoeken door het Tympaan Instituut en Plein C en uit gesprekken die wij met schoolbesturen voerden. Maar dan blijkt ook dat schoolbesturen zelf vrijwel geen invulling geven aan cultuureducatie. Dat laten ze aan de schooldirecties over. En misschien wel daardoor (?) worden middelen voor professionalisering en de functiemix ook te weinig voor cultuureducatie benut, denk ik.

Directies leggen meer prioriteit bij taal en rekenen en opbrengstgericht werken. Dat is niet verwonderlijk. Gemiddelde Cito-scores van scholen mogen openbaar gemaakt worden, zo besliste de rechter begin september. Dat gaat dus om scores op taal en rekenen. Schoolbesturen vrezen dat ouders alleen naar die scores kijken en niet naar bredere kwaliteiten van scholen.

Hoe doorbreken we die tendens? Er wordt via programma ’s als Cultuureducatie met Kwaliteit hard gewerkt door pabo’s en hogescholen om leraren beter toe te rusten. Dat moet natuurlijk nog wel in school verzilverd gaan worden: 'Fijn dat u op vrijdagmiddagen ook nog leuk aan taal en rekenen doet op uw school, maar hoe zit het met uw kerntaak cultuureducatie? Wat bereikt u nu echt met uw leerlingen?' Overdreven? Ja, misschien wel. Maar iedere school een LB functie voor cultuur met voldoende uren ter beschikking, lijkt mij een mooi streven.

Wie kent al dergelijke scholen met een LB functie voor cultuur met voldoende uren ter beschikking? En waarom lukt het daar wel? Ik lees uw antwoorden graag in het netwerk Cultuureducatie of in de groep Cultuurplein op LinkedIn.

vrijdag 13 september 2013

De onderscheidende kracht van kunst en cultuur

Illustratie Wolfgang Ammer (eerder verschenen in NRC Handelsblad).

Multiculturalisme, modernisme in de kunst en natuurlijk 'Europa' zijn symptomen van een bij de hoogopgeleide elite veel voorkomende ‘angst voor het eigene’, een ziekelijke afkeer van het thuis, aldus Thierry Baudet afgelopen weekend in de NRC en op het nieuwsblog ThePostOnline. Hij noemt dat ‘oikofobie’. Cultuurrelativisme heeft het respect voor de eigen gewoontes, tradities, de nationale cultuur, en de schoonheid en harmonie van de traditionele kunsten zwaar aangetast. Als reactie daarop ontwaart hij ontworteling, vervreemding en een wanhopige zoektocht naar geborgenheid.

Geen nieuw geluid zou je zeggen, en hoewel Baudet zich verzet tegen oikofobie, biedt hij ook geen oplossing. Voor iedereen die betrokken is bij kunst en cultuur is dit echter wel een relevante kwestie. Kunst en cultuur worden immers vaak verondersteld te verbinden, te zorgen voor sociale cohesie en voor een overkoepelend cultureel dak dat de verschillen overbrugt. Dit terwijl uitingen van amateurkunst vaak juist blijk geven van de behoefte om het eigene van de groepsidentiteit uit te drukken en afstand te nemen van de dominante modernistische waarden die de moderne professionele kunsten doorgaans dragen. Daarbij kun je denken aan traditionele kunstuitingen, volkscultuur en etnische kunst, maar ook aan vele nieuwe kunstuitingen en subculturen, variërend van musical tot hiphop. In die zin vinden we in kunstbeoefening en -educatie vaak veel meer variëteit aan kunstuitingen en achterliggende waarden dan in de professionele kunsten. Je kunt die toenemende neiging om ‘je eigen feestje te bouwen’ met gelijkgezinden betreuren als een kwalijke tendens tot segregatie, maar feit is dat het plaatsvindt, en dat kunstbeoefening daar een belangrijke rol in speelt.

Cultuur kan dus ook een onderscheidende kracht zijn. Verschillende bevolkingsgroepen hebben elk hun eigen (sub)culturen en kunstuitingen. Daar is ook niets mis mee. Wie zijn ‘eigenheid’ kan en mag koesteren, voelt zich thuis. Baudet heeft gelijk als hij zegt dat culturele elites hun neus ophalen voor traditionele volkscultuur en nationaal erfgoed, maar wat hij over het hoofd ziet is dat het besef van nationale, regionale en lokale identiteit sterk is toegenomen, aldus Paul Schnabel in een dit voorjaar verschenen afscheidsuitgave. Schnabel verklaart die groeiende behoefte aan bevestiging en versterking van een eigen culturele identiteit - nationaal én regionaal - net als Baudet - door de ontwikkeling van de Europese Unie en de komst van 'vreemdelingen'. Die ontwikkeling zet door: inmiddels is door de globalisering een autochtone onderklasse ontstaan die de fakkel van het eigene in de cultuur heeft overgenomen, en daarmee de culturele elite in feite buiten spel heeft gezet. Kortom, het westerse paradigma en het modernisme in de kunst staan ernstig onder druk. Baudet wordt dus op zijn wenken bediend.

Hoe moet dat nu verder? Hoe zorgen we ervoor dat de verworvenheden van het modernisme niet wegspoelen? Door kunst en cultuur niet te beschouwen als een vrijblijvende hobby voor liefhebbers maar als onmisbaar voor de samenleving. Vooral in kunstbeoefening en cultuuronderwijs komen alle (sub)culturen nog bij elkaar: hoog en laag, traditioneel en modern, nabij en veraf. Dáár kan men van elkaar leren, en elkaar ook wederzijds leren respecteren. Door kunstonderwijs kunnen nieuwe generaties kennismaken met het mondiale palet aan kunstuitingen, en de instrumenten aangereikt krijgen om aan hun gemeenschap uitdrukking te geven. En door erfgoededucatie kan iedereen ontdekken uit welke culturele tradities onze samenleving voortkomt. Daarmee voorzie je de komende generaties van de bagage die hen in staat stelt om de ander tegemoet te treden, en om gefundeerde keuzes maken.

Denkt u ook dat professionals in cultuureducatie en amateurkunst zo de eigen identiteit van subculturen én de sociale cohesie van onze pluriforme samenleving kunnen helpen bevorderen? Deel uw opvatting op LinkedIn in het netwerk Cultuureducatie, netwerk Amateurkunst, netwerk Cultuurbeleid of in de groep Erfgoededucatie.

vrijdag 6 september 2013

Bespaar de culturele sector deze harde klap

De geruchten gaan dat de kabinetsplannen met betrekking tot de versobering van de belastingaftrek voor zzp’ers worden afgezwakt. Dat zou mooi zijn, maar schrikken was het wel. De culturele sector wordt door zzp’ers overeind gehouden. De cijfers spreken duidelijke taal.

Het ministerie van OCW bracht vorig jaar gegevens naar buiten over het aantal zelfstandigen binnen de kunsten en het cultureel erfgoed. In 2009 werd bijna de helft van de arbeid in deze sectoren verricht door eenmansbedrijfjes. Vooral tussen 2004 en 2008 was de groei enorm: in vier jaar tijd bijna 40 procent meer zzp’ers. De toename werd bijna volledig veroorzaakt door zelfstandigen die in aanmerking komen voor zelfstandigenaftrek. Het is onder meer deze aftrek waarover nu discussie is.

De toename van het aantal flexibele contracten verwondert me niet. Culturele instellingen en centra voor de kunsten trachten de bezuinigingen te overleven. Het is vooral voelbaar in de cultuureducatie. Met name daar is het aantal vaste arbeidsplaatsen enorm afgenomen. Voor kunstdocenten zijn de vooruitzichten op een vaste baan minimaal, waardoor er – noodgedwongen - een nieuwe arbeidsmarkt van zzp’ers is ontstaan. Noodgedwongen, want de financiële positie van al die nieuwe zelfstandigen is over het algemeen veel slechter dan die van arbeidskrachten met een vaste baan.

Musici, beeldend kunstenaars, dansers, theatermakers moeten zelf maar zien dat ze voldoende leerlingen krijgen. Vergeleken met hoog opgeleide zelfstandigen in andere sectoren, wordt er in de kunst- en cultuursector weinig verdiend. Veel zelfstandige kunstenaars en kunstdocenten redden het nauwelijks. Stel dat daarbij ook nog een sterk versoberd belastingregime wordt doorgevoerd. De algemene voorspelling is dat een deel van de zelfstandigen in de bijstand belandt.

De maatregel lijkt misschien ook positief. De regering wil hiermee voorkomen dat vaste contracten worden ingewisseld voor flexibele. Maar gaat dat ook werken? Natuurlijk niet. De kosten en risico’s van een vaste baan zijn voor werkgevers in de kunsten niet meer te dragen. Zij zullen niet meer mensen in vaste dienst nemen. Het nieuwe ondernemerschap dat opkomt is mooi, maar ook extreem kwetsbaar. Voor de arbeidskrachten zelf, én voor de sector als geheel.

Want hoe ziet de praktijk eruit? De tekenclub wordt georganiseerd door een zelfstandige. De docent die kunstprojecten organiseert op school? Meestal een zzp’er. De dirigent van het koor, de organisator van een community art-project in Amsterdam West? Zzp’ers.

Zonder zzp’ers valt simpelweg een groot deel van het amateurkunst- en cultuureducatieveld weg.

Op Prinsjesdag wordt waarschijnlijk duidelijk welke maatregelen er worden genomen met betrekking tot zelfstandige ondernemers. Laten we er alert op zijn dat de culturele sector niet weer een klap krijgt. Want het resultaat is: niet méér vaste banen, wel minder kunst en cultuur.

Zal het inderdaad zo zijn dat de culturele sector een nieuwe klap krijgt als het kabinet deze plannen doorzet? Moet de zelfstandigenaftrek blijven? In de LinkedIngroep Netwerk Cultuureducatie is hierover al een discussie gaande. Uiteraard kunt u ook over dit onderwerp verder praten in het Netwerk Amateurkunst.