vrijdag 23 mei 2014

Meedoen of winnen

Zo'n 40% van de Nederlandse bevolking beoefent in de vrije tijd een kunst. Bij kinderen en jongeren tot 20 jaar loopt dit aandeel op tot zelfs bijna 60%. Dit laatste cijfer lokte onlangs verbaasde reacties uit bij mijn gehoor van gemeentebestuurders, toen ik een presentatie hield over lokale voorzieningen voor actieve cultuurparticipatie, naar aanleiding van het recente advies van de Raad voor Cultuur Meedoen is de Kunst.

Enkele bestuurders vonden dit erg veel en konden zich nauwelijks voorstellen dat zo veel kinderen en jongeren actief zijn in een kunstdiscipline. Niet iedereen, want er waren ook bestuurders die op grond van eigen ervaringen dit cijfer heel plausibel vonden. Ik baseerde mij hierbij overigens op de cijfers van de Factsheet Amateurkunst 2013 van het LKCA.

De verbaasde reacties zetten mij wel aan het denken. De cijfers zijn gebaseerd op representatieve steekproeven, en bewegen zich ook al jaren ongeveer op dit niveau. Dat er zo veel actieve beoefenaren zijn is voor insiders geen verrassing, maar voor een ruimer publiek is onduidelijk wat amateurkunst werkelijk inhoudt. We slagen er onvoldoende in om het belang van actieve cultuurparticipatie in de samenleving goed voor het voetlicht te brengen. Dat heeft wellicht te maken met het feit dat amateurkunst minder dan sport in georganiseerd verband gebeurt, er weinig grote merken een vooraanstaande rol in spelen, en geen stadions waar veiligheidstroepen nodig zijn.

Toch is het vreemd, want aan media-aandacht ontbreekt het niet. Elke avond is er op de tv wel een programma waarin amateurkunstenaars optreden. Meestal in een Idols-achtige formule met een hoog contest-gehalte, maar toch. Onderbelicht blijft dat de talenten die optreden ergens zijn aangestoken, en iets hebben geleerd. De link tussen de glamour van de buis en de muziekschool wordt niet gelegd. De zangvereniging en het fanfarecorps waar de eerste stappen op weg naar succes zijn gezet zijn blijkbaar niet sexy genoeg. In de amateurkunsten gaat het vooral over meedoen; in de media gaat het meestal om winnen. Die kloof is moeilijk te overbruggen.

Natuurlijk is niet voor iedere amateurkunstenaar de X-factor bepalend. De 'knitting grannies' zijn inmiddels een begrip, en hun kleurrijke breiwerken vinden gretig aftrek. Maar zelf vinden de grannies niet dat ze met kunst bezig zijn.

Branding van de sector is dus lastig, maar wel hard nodig. Met name nu voorzieningen voor amateurkunst en cultuureducatie dreigen te worden wegbezuinigd vormt de relatieve onbekendheid een groot risico.

Het maatschappelijk belang is groot, zo blijkt uit de cijfers. In de Factsheet Amateurkunst lezen we ook nog dat 50% van de amateurkunstenaars hun drive niet van hun ouders hebben meegekregen. Amateurkunst is dus ook een emancipatiemachine. Die amateurkunstenaars zoeken elkaar op, en werken, leren en presenteren in groepen. Ze maken gebruik van platforms en voorzieningen waar ook weer andere groepen gebruik van maken. Verbinden en ontmoeten zijn kernwaarden van het amateurveld. Kortom: amateurkunst houdt de samenleving bij elkaar. Laten we zorgen dat de samenleving daar meer van wordt doordrongen.

Grote vraag blijft: hoe maken wij mensen ervan bewust dat zij wel degelijk aan kunstbeoefening doen? En misschien nog een kritische vervolgvraag: waarom zouden we dergelijke vrijetijdsbesteding moeten voorzien van het label 'amateurkunst'? Praat u mee in het netwerk Cultuureducatie op LinkedIn?

1 opmerking:

  1. amateur staat voor velen nog steeds gelijk met dilettant - niet erg positie dus. Zodra je spreekt over 'vrijetijdkunstenaars' vervalt dit probleem. Ik heb daarmee goede ervaring. Daarnaast kan het helpen om steeds weer te benadrukken dat zonder een brede basis (ook van vrijetijdkunstenaars) geen z.g. topkunst en -kunstenaars kunnen ontstaan. Kortom: amateurkunst vormt de basis voor een gezond en volwassen cultureel klimaat. En dan nog liefst bevorderd op jonge leeftijd zodat er tijd is - indien voldoende talent aanwezig - om door te groeien.

    BeantwoordenVerwijderen